Ga naar hoofdinhoud

Sonja vreest dat haar kanker terugkomt: “Quarantaine voelt als tijdverspilling.”

Het coronavirus raakt veel mensen. Fysiek en economisch, maar ook op psychisch vlak. Sonja Hutschemakers (56) had alvleesklierkanker, een ziekte waardoor maar negen procent van de patiënten na vijf jaar nog leeft. Ze genas, maar belandde daarna in een diep dal.

Ze zocht hulp, krabbelde langzaam op, maar toen stak het coronavirus de kop op. “Ik dacht: dit meen je niet, ook dát nog”, vertelt Sonja.

De Limburgse verpleegkundige heeft drie kinderen uit haar eerste huwelijk, twee ‘extra’ kinderen uit haar tweede huwelijk en vier kleinkinderen. In april 2018 is ze samen met haar man bij één van haar dochters als ze zich plots beroerd voelt. “Ik had geen honger, werd ontzettend misselijk en ben in het bed van mijn dochter gaan liggen. Korte tijd later liet ik me onderzoeken.”

Het jaar daarvoor is Sonja voor de bruiloft van een van haar dochters nog naar Soedan gereisd, waardoor de dokter in eerste instantie denkt dat ze daar misschien iets heeft opgelopen. Voor de zekerheid wordt haar bloed afgenomen. Daaruit blijkt dat Sonja’s leverfuncties afwijken. Een echo in het ziekenhuis volgt. De uitslag is goed. “Gelukkig, geen alvleesklierkanker, dacht ik nog.”

Alvleesklierkanker

Maar beter wordt Sonja niet. “Ik viel af, voelde me nog altijd niet lekker en werd ook een beetje geel. Ook zag m’n ontlasting er vreemd uit. Ik wist – onder meer door mijn werk – ‘dit is niet goed’.” Aan de hand van nog een echo denken de artsen dat het misschien galstenen zijn, “maar daar geloofde ik niets van.” Weer wordt Sonja’s bloed geprikt. Daaruit blijkt dat bepaalde stoffen verbeterd zijn, maar andere verslechterd. Vooral het stofje waardoor je huid geel wordt, is sterk toegenomen. “We gaan gewoon weer een scan maken, zeiden de artsen.”

Ondertussen is het 4 mei en werkt Sonja nog tot laat in de middag. “Toen ik voor de uitslag kwam, maakte de dokter eerst nog een grapje, maar al snel zei hij: ‘Ik heb slecht nieuws, je hebt alvleesklierkanker.’ Mijn wereld stond stil. Ik zei tegen mijn man: ‘Hier zou ik zomaar eens dood aan kunnen gaan.’ Ik had immers mensen met deze ziekte verzorgd. Had het van dichtbij gezien. Ja, dit was heel slecht. We hebben enorm zitten huilen.”

Het goede nieuws is dat de kanker niet is uitgezaaid en dat Sonja geopereerd kan worden. “Ik wist: als dat het geval is, dan heb je nog een beetje kans.” Een maand later is het zover. De operatie gaat goed, waarna Sonja nog een half jaar lang aanvullende chemo krijgt – voor het geval er toch ergens nog kleine deeltjes zouden zitten.

Sonja aan het facetimen met haar (klein)kinderen.
Sonja aan het facetimen met haar (klein)kinderen.

Geestelijk niet verwerkt

In 2019 – het jaar na de operatie – sport Sonja veel, eet ze goed en doet ze er alles aan wat je kunt doen na zo’n heftige ziekte. Maar toch gaat het mis. Sonja blijkt de kanker geestelijk niet te hebben verwerkt. Nadat haar man op kerstochtend door zijn rug gaat, knapt er iets in haar. “Het was alsof er iets bovenop me viel: moet ik dat óók nog doen. Ik heb mijn man verzorgd, maar toen was het over met me. Het was de druppel. Vanaf die dag werd ik heel angstig, kon weinig meer hebben, huilde veel, ontving haast geen bezoek meer en dacht op een gegeven moment zelfs: jongens, laat me maar doodgaan. Die kanker komt toch terug. Als ik nu op die periode terugkijk, denk ik: wat erg, zo ken ik mezelf helemaal niet.”

Sonja schakelt hulp in via Stichting OOK (een stichting die mensen met kanker ondersteunt, red.), neemt een psychiater in de arm en krabbelt stapje voor stapje weer omhoog. Maar dan duikt het coronavirus op. “Ik dacht: dit meen je niet, ook dát nog. Ik zat op dat moment al drie maanden thuis en toen mocht ik mijn kinderen, kleinkinderen en hoogbejaarde ouders niet meer zien. En als ik ze al zag, dan mocht ik ze niet knuffelen. Ik ben heel lichamelijk aangelegd, dus ja, ik vond dat vreselijk. Echt vreselijk.”

Sonja samen met haar (klein)kinderen.
Sonja samen met haar (klein)kinderen.

Vastgekluisterd

Ze vervolgt: “Weet je wat zo zwaar is? Dat ik nu zo vastgekluisterd zit. Ik mag het van mijn kinderen niet zeggen, maar ik houd er rekening mee dat mijn ziekte terugkomt. Slechts negen procent van de mensen die met alvleesklierkanker wordt gediagnostiseerd, leeft vijf jaar later nog. En dan zit ik hier mijn tijd te verdoen. Het zijn dingen waar iemand die niet ziek is geweest misschien niet over nadenkt. Dat deed ik vroeger ook niet. Maar nu wel. Ik weet gewoon niet hoe lang ik nog heb.”

Sonja besluit: “Ik mis de kinderen heel erg, maar heb bij Stichting OOK geleerd meer mindfull te leven. Leven in het moment. Dat lukt goed, hoor. Dus ik zit in een stijgende lijn, zullen we maar zeggen. Ik geniet intens van kleine dingen. Van mijn tuin, de wandelingen met mijn man, de vogeltjes. Verder weet ik nu dat ik hier de tijd voor moet nemen. Dat is lastig voor mij. Ik ben best streng voor mezelf, vond dat ik geluk had gehad en dus niet moest zeuren. Rennen en vooral niet stilstaan. Dat moet nu echt anders. En over de ziekte: mijn arts noemt me een van de kanshebbers, laten we hopen dat hij gelijk krijgt.”

Het verhaal van Sonja Hutschemakers staat in LINDA, geschreven door Suzette Hermsen.

Back To Top