Ga naar hoofdinhoud

Diabetes mellitus (ook wel suikerziekte genoemd) ontstaat wanneer de alvleesklier (pancreas) minder of helemaal geen insuline meer maakt. Insuline is een hormoon dat onmisbaar is voor de stofwisseling. De voeding levert verschillende voedingsstoffen, onder andere koolhydraten. Tijdens de spijsvertering worden de koolhydraten voor een groot deel afgebroken tot glucose. Deze glucose wordt vervolgens opgenomen in het bloed, het heet dan bloedglucose. Het hormoon insuline zorgt ervoor dat de glucose vanuit het bloed de cellen in kan gaan. In de cellen dient de glucose als brandstof.

Wanneer bij jou diabetes is vastgesteld, is jouw bloedglucosegehalte te hoog. De glucose kan dan niet meer in de cellen komen. De behandeling van diabetes is erop gericht de hoeveelheid glucose in het bloed zo normaal mogelijk te laten zijn. Indien je in de gelegenheid bent, kun je door middel van zelfcontrole nagaan hoe de bloedglucosewaarden zijn. Naast enkele andere factoren wordt de hoogte van de bloedglucose beïnvloed door jouw voeding.

De diëtiste is een deskundige op het gebied van voeding en diëten. Zij stelt voor je een dieet of voedingsadvies vast dat zoveel mogelijk is aangepast aan jouw eigen leefpatroon. Het doel van zo’n voedingsadvies is om, in combinatie met insuline of tabletten, het bloedsuikergehalte in jouw lichaam zo normaal mogelijk te krijgen en te houden.

Insuline

Diabetici maken geen insuline aan of zijn verminderd gevoelig voor insuline. Insuline is een hormoon dat een belangrijke rol speelt bij het bloedglucosegehalte. De voeding levert glucose, afkomstig van koolhydraten (zetmeel en suikers). Koolhydraten zitten bijvoorbeeld in brood, aardappelen en rijst en in zoete producten als koek en gebak, jam en frisdranken. De koolhydraten worden tijdens de spijsvertering omgezet in glucose. Via de darmen komt de glucose in het bloed. Dit vervoert de stof door het lichaam. Waar nodig dient de glucose als energiebron. Om de glucose de lichaamscellen binnen te laten gaan, is insuline nodig. Insuline is een hormoon, dat wordt gemaakt door de alvleesklier (pancreas). Insuline werkt als een sleutel: het opent de deur van de lichaamscel, zodat de glucose naar binnen kan. Bij iemand met diabetes kan de glucose de cel niet binnen.

Eten met diabetes

De voeding is opgebouwd uit verschillende voedingsstoffen, onder andere eiwitten, vetten, koolhydraten, water, vitamines en mineralen.

Koolhydraten

Koolhydraten worden omgezet in glucose. Koolhydraten is een verzamelnaam voor:

  • Zetmeel in bijvoorbeeld brood, aardappelen en rijst.
  • Melksuiker (lactose) in bijvoorbeeld melk, karnemelk en yoghurt.
  • Vruchtensuiker (fructose) in bijvoorbeeld fruit, vruchtensappen en honing.
  • Suiker (sacharose) in bijvoorbeeld jam, limonade, koekjes en gebak.

In de voeding van diabeten is het gebruik van suiker mogelijk, mits er rekening mee wordt gehouden dat suiker een koolhydraat is. Het maakt niet uit welk deel van de koolhydraten uit suikers bestaat. Voor het diabetesdieet telt alleen de totale hoeveelheid koolhydraten.

Vetten

In de voeding van diabeten speelt de keuze van de soort vet een belangrijke rol. Mensen met diabetes hebben meer kans op het krijgen van hart- en vaatziekten. Het is daarom van belang te zorgen dat het cholesterolgehalte van het bloed niet te hoog wordt. Vetten in de voeding zijn belangrijk voor het lichaam. Ze leveren energie en bepaalde vitamines. In onze voeding komen twee soorten vet voor: verzadigd vet en onverzadigd vet.

Verzadigd vet = verkeerd.

Onverzadigd vet = goed.

Producten rijk aan onverzadigd vet:

  • Alle soorten olie met uitzondering van palm(pit)olie.
  • Broodsmeersel, halvarine en margarine met minder dan 17 gram verzadigd vet per 100 gram.
  • Bak- en braadproducten uit een fles of kuipje.
  • Margarine uit een fles of kuipje.
  • Dressings, fritessaus, halvanaise, mayonaise en slasaus.
  • Plantaardige koffiemelk.
  • Noten, pinda’s en pindakaas.
  • Vette vis.

De basis van het diabetesdieet bestaat uit gezonde voeding. Voor diabetespatiënten is het extra belangrijk om gezond te leven, om hart- en vaatziekten te voorkomen. Belangrijk in de voeding zijn bij diabetes vooral:

  • Regelmaat. Eet elke dag drie maaltijden en een aantal keren iets tussendoor. Regelmatig koolhydraten eten helpt om schommelingen in de bloedglucosespiegel te voorkomen.
  • Zo min mogelijk verzadigd vet. Het vermijden van verzadigd vet helpt hart- en vaatziekten te voorkomen.
  • Een gezond gewicht. Een gezond gewicht heeft een gunstig effect op de bloedglucose en helpt mee hart- en vaatziekten te voorkomen. Bij overgewicht kunnen enkele kilo’s gewichtsverlies al helpen om het bloedglucosegehalte te verbeteren
  • Suiker met mate. Suikervrije producten zijn, in tegenstelling tot wat men vroeger dacht, niet nodig. Wees wel matig met suiker: dat helpt mee op gewicht te blijven.
  • Alcohol met mate. Neem niet meer dan twee glazen alcohol per dag. Alcohol kan het bloedglucosegehalte ontregelen.
  • Voldoende voedingsvezels. Vezels uit fruit, groente en peulvruchten hebben een gunstige werking op zowel de bloedglucose als het cholesterolgehalte van het bloed.
  • Niet te veel cholesterolrijke levensmiddelen. Eet niet meer dan drie eieren per week en hooguit eens in de twee weken lever, nier, paling of garnalen.
Back To Top