Ga naar hoofdinhoud

De prognose van alvleesklierkanker blijft ten opzichte van andere kankersoorten ver achter, maar is de afgelopen jaren wel iets verbeterd. Dat blijkt uit het rapport ‘Alvleesklierkanker in Nederland, kleine stappen vooruit’ dat vandaag verschijnt. In dit rapport staat een overzicht van het vóórkomen, de behandeling en overleving van het meest voorkomende subtype van alvleesklierkanker, het adenocarcinoom.

Foto met prof. dr. Olivier Busch (DPCG), dr. Lydia van der Geest (IKNL) en Frank Köhler (Living With Hope).

De 5-jaarsoverleving van alvleesklierkanker is minder dan 5%. Terwijl dit bij alle kankersoorten samen 65% is. Het aantal diagnoses alvleesklierkanker nam de laatste jaren toe, tot 2.700 in 2019. Meer dan de helft van de patiënten is tijdens diagnose 70 jaar of ouder. Ook is de ziekte bij meer dan de helft van de patiënten uitgezaaid wanneer de diagnose wordt gesteld.

Alvleesklierkanker is over het algemeen een agressieve kankersoort. Een behandeling die gericht is op genezing (inclusief operatie) is niet meer mogelijk als de kanker is uitgezaaid. De behandeling kan dan bestaan uit chemotherapie, en is gericht op levensverlenging en het verbeteren van de kwaliteit van leven. De operatieve behandeling van alvleesklierkanker is complex door de ligging van het orgaan diep in de buik tegen de grote bloedvaten. Zo’n 60% van de mensen met alvleesklierkanker krijgt geen kankerbehandeling, maar uitsluitend ondersteunende zorg. Dit percentage was in 1989-1994 nog 86%.

Toename operaties

Het aantal patiënten dat wordt behandeld neemt dus toe. Centralisatie van operatieve behandelingen heeft daar een rol bij gespeeld. Momenteel vinden alvleesklierkankeroperaties in 15 gespecialiseerde ziekenhuizen plaats. Sinds die centralisatie is het aantal chirurgische ingrepen toegenomen: van minder dan 10% in 2005 naar meer dan 15% van alle patiënten met alvleesklierkanker na 2012.

Ook nam het gebruik van chemotherapie voor of na een operatie toe. De 1-jaarsoverleving is mede door deze ontwikkeling verbeterd. Van de patiënten die een operatie kunnen ondergaan, was 30 jaar geleden 51% na een jaar nog in leven, nu is dat 75%. Desondanks is de 5-jaarsoverleving binnen deze groep slechts 20%.

Toename chemotherapie

Het gebruik van chemotherapie bij patiënten met uitzaaiingen bij diagnose is meer dan verviervoudigd: van 6% in de periode 1989-1994 tot 27% in 2015-2019. Patiënten met uitzaaiingen worden ook steeds vaker met een combinatie van chemotherapiemiddelen behandeld, bijvoorbeeld FOLFIRINOX of nab-paclitaxel met gemcitabine. De 1-jaarsoverleving van patiënten met uitzaaiingen bij diagnose en behandeling met chemotherapie is afgelopen decennia verdubbeld naar 25% in 2015-2019.

Aanbevelingen

In het rapport ‘Alvleesklierkanker in Nederland, kleine stappen vooruit’ staan de volgende aanbevelingen.

Effectievere behandelingen

Hoewel de afgelopen jaren met de introductie van nieuwe chemotherapiecombinaties enige vooruitgang is geboekt, is verdere inspanning nodig om een betere lange termijn overleving te bereiken voor mensen met alvleesklierkanker. Ook rond een operatie zijn effectievere behandelingen nodig om de kans te verkleinen dat alvleesklierkanker terugkeert.

Aandacht voor kwaliteit van leven

Voor een afgewogen keuze tussen (kanker)behandelingen is informatie over kwaliteit van leven bij patiënten met alvleesklierkanker minstens zo belangrijk als de overleving. Het vroegtijdig herkennen van een verminderde kwaliteit van leven (waaronder bijwerkingen van behandeling) helpt zowel de individuele patiënt (sneller interventie, minder klachten) als de samenleving (minder zorggebruik op de lange termijn). Het is daarom van belang dat zoveel mogelijk patiënten deelnemen aan het door de Dutch Pancreatic Cancer Group (DPCG) gestarte onderzoek naar kwaliteit van leven van alle patiënten met alvleesklierkanker.
De patiënt wordt hierbij gevraagd op verschillende tijdstippen vragenlijsten in te vullen zodat er meer inzicht komt in kwaliteit van leven voor, tijdens en na specifieke behandelingen. Daarnaast zouden deze gegevens kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van predictiemodellen. Daarmee kan worden voorspeld welke patiënten meer of minder risico lopen op een slechter functioneren of meer klachten na specifieke behandelingen.

Ondersteuning tijdens kankerbehandeling

Als gevolg van problemen met voedselinname en -vertering is de lichamelijke conditie van patiënten bij het stellen van de diagnose alvleesklierkanker vaak niet optimaal. Tijdig inschakelen van een diëtist is van belang voor voedingsadvies en goed gebruik van medicatie voor een betere vertering.

Multidisciplinaire bespreking met een gespecialiseerd ziekenhuis

Alle patiënten die mogelijk fit genoeg zijn voor een kankerbehandeling dienen te worden besproken in een multidisciplinair overleg met een gespecialiseerd ziekenhuis. Nu er meer opties voor chemotherapie zijn, moeten arts en patiënt een ‘beste’ eerste keus maken. Dit, omdat slechts weinig patiënten met uitzaaiingen toekomen aan een tweede behandellijn. Maar ook om patiënten met een uitgebreide, maar niet uitgezaaide alvleesklierkanker volgens de laatste inzichten te kunnen behandelen. Verder worden vanuit de gespecialiseerde ziekenhuizen klinische studies (‘trials’) opgezet voor nieuwe kankerbehandelingen of het optimaliseren van ondersteunende zorg. Het is essentieel dat ook patiënten vanuit niet-gespecialiseerde ziekenhuizen kunnen deelnemen aan deze studies.

Kennisdeling binnen netwerken

Rond nieuwe kankerbehandelingen en het verbeteren van zorg vinden vele klinische studies plaats, in binnenland en buitenland. Deze ontwikkelingen worden op de voet gevolgd en gedeeld tussen gespecialiseerde ziekenhuizen die verenigd zijn in de DPCG. Voor adequate besluitvorming van arts en patiënt in alle ziekenhuizen in Nederland is een goede kennisdeling in de regio’s vanuit deze gespecialiseerde ziekenhuizen van groot belang.

Aandacht voor ondersteunende en palliatieve zorg

De grootste groep patiënten krijgt na de diagnose alvleesklierkanker geen kankerbehandeling. Er is meer aandacht nodig voor de behoeften van deze groep patiënten op lichamelijk (pijn, vermoeidheid, voeding en vertering), emotioneel, sociaal en spiritueel vlak in combinatie met het naderende levenseinde. Deze aandacht betreft onderzoek naar de beste zorg én aandacht voor het gehele palliatieve traject vanaf het moment dat verwijderen van de alvleesklierkanker niet mogelijk blijkt. In het palliatieve traject zijn van belang: een proactieve zorgplanning, tijdige inzet van een multidisciplinair team palliatieve zorg en een goede afstemming tussen ziekenhuis en eerste lijn. Zie ook het rapport ‘uitgezaaide kanker in beeld’ (pdf).

Ga voor meer informatie of het gehele rapport naar de website van IKNL.

Back To Top